Oprichter Es viert dit jaar 50 jaar Van Waveren Transport

Oprichter Es viert dit jaar 50 jaar Van Waveren Transport

Afgelopen week interviewden wij Es van Waveren, oprichter van Van Waveren Transport en transport ondernemer in hart en nieren. Hij is succesvol in zijn vakgebied en heeft vele wagens in eigen blauwe kleur rijden. Es, een serieuze goedlachse man met een visie, kijkt met trots terug op de afgelopen 5 decennia van zijn bedrijf. Dit jaar bestaat zijn bedrijf 50 jaar. De organisatie is gestaag gegroeid van 1 tweedehandse Scania, naar een vloot van ruim 65 moderne tank- en containerwagens, met een kantoor aan huis in een mooie rustieke boerderij op de Sloterweg aan de rand van Amsterdam.

Van Waveren Transport is een echt familiebedrijf, dochter Marga & neef Robbie zijn verantwoordelijk voor de QHSSE, dochter Annemarie doet de tankwagen- en opleidingsadministratie, sinds een aantal jaar is ook kleinzoon Rowdy werkzaam op de planning en zelf doet Es ook nog wat, ‘manus van alles’, aldus Es’ zijn woorden. Een jaar of tien terug is Es gestopt met zelf rijden, bijna iedere dag zit Es toch nog achter het stuur om het onderhoud bij te houden van de Shell wagens.

Hoe is Es eigenlijk transport ondernemer geworden? Zat het er al vroeg in of was het een samenloop van omstandigheden? In dit interview vertelt Es over het tonen van lef en belangrijke lessen. ‘Wat is de kracht van het bedrijf? ‘Wij gaan altijd voor kwaliteit. Je moet het goed doen, of je moet het helemaal niet doen. Hieronder lees je hoe het allemaal is begonnen en welke wijsheid Es andere transport fanaten graag meegeeft.

Was transport je jongensdroom?

‘Het transporteren van brandstof, gevaarlijke stoffen en chemicaliën heb ik altijd wel een beetje in mijn hoofd gehad. Tis natuurlijk maar net waar je in rolt, maar ik zat vroeger al met mijn broer tank autootjes te tekenen. Hij tekende dan vaak een garage, want hij was de onderhoudsman. Hier ergens achter op Sloten zouden we dan wel neerzetten. Ja, als kind vond ik het leuk om tankwagens te tekenen en ook melkwagens. Toen ik nog een kleine jongen was mocht ik namelijk vaak met oudere vriend Jacob Veldhuisen op de melkbussen wagen mee. Daarna, toen ik een jaar of 15 was, ben ik aan het werk gegaan als bijrijder op de flessenwagen bij Henk, de broer van Jacob. Ik reed zelf ook vaak, een rijbewijs had je toen heel nog niet nodig en rijden had ik al lang geleerd van Jacob. Toen ik 18 werd reed ik inmiddels op de melkwagen van Jacob en heb ik natuurlijk gelijk mijn rijbewijs gehaald. Ik ging met de melkwagen naar het CBR, stapte over op een kleine Opel Blitz en vertoonde een paar kunstjes. Zo haalde ik mijn rijbewijs, stelde niks voor. Ook kreeg ik inmiddels verkering met Adri, mijn grote liefde. Mijn schoonvader haalde mij over om bij hen te gaan werken, zo kreeg ik een grote Scania, dat vond je als jongen zijnde natuurlijk leuk.’

Hoelang werkte je op die grote Scania?

‘Op die grote Scania heeft maar eventjes geduurd, want toen ik 19 was moest ik in dienst voor 21 maanden. Dat was toen nog de koude oorlog, we moesten naar Oost-Duitsland, de boel daar in de gaten houden. Dat was wel leuk. Ik had er zwaar de pest in dat ik erin moest, maar ik had het nooit willen missen. Echt niet, prachtig! Super streng toen, dat wel, je kon niks uithalen. Ik was een keer aan het roken in de kazerne en liet wat as vallen. Zo’n kerel ziet het, hij zegt, ‘vanavond effe melden op de wachtkamer en die trap aanvegen, met een tandenborstel. 

En dan kwam hij om 10 uur ‘s avonds, dan moest je voor je bed staan of erin liggen en dan haalde hij zijn vinger over die trap en zei hij ‘Is dit schoon?! Morgenavond weer.’ Als het dan tegen vrijdag liep, dan hoopte je dat die trap toch echt wel schoon was, anders zei die kerel zo dat je het hele weekend de tijd had. Om de week in het weekend waren we namelijk vrij. Maar als we op oefening waren in Duitsland dan waren we wel 6 weken weg. Toen had ik dus al verkering met Adri en schreven we brieven, telefoons had je niet. En zo schreef ik ook aan mijn moeder, stuur even wat geld op, haal dat boven even uit mijn kluis, dat was een sigarendoosje, hahaha.’

Hoe kwam je aan je eerste eigen auto?

‘Toen ik terugkwam uit dienst had Jacob nieuwe chauffeurs op de melkwagen, dus toen ben ik bij mijn oom gaan werken, bij Rutte op Osdorp. Een transport en aannemersbedrijf was dat toen. Er was een keer een kraan stuk, verderop zat een boer waar we de schuur in liepen en daar stond een Scania in Shell kleuren. Ik zeg tegen die boer, wat moet jij nou met zo’n Scania in je schuur? Hij zegt, nou die is van mijn broer, maar die is ziek en die gaat dood, dus die is te koop. 

Ik dacht dit is mijn kans, dus die heb ik toen gekocht. Ik moest de financiering van die auto overnemen van die meneer, maar dat kostte 12%. Gerrit Veldhuisen, Jacob zijn vader, zei, dat ga je niet doen he, ik ga wel even Bram bellen, de directeur van de Rabobank in Sloten, daar had hij goed contact mee. Wij op een avond erheen, vergeet het nooit, hij pakt een klein peukie sigaar van de schoorsteen en Gerrit verteld het hele verhaal, Bram vond het goed als Gerrit borg stond en meetekende, dan kreeg ik het voor 8%. 30.000 gulden zeg, dat was de lening en daarover betaalde ik 8%. Dat scheelt nogal een slok op een borrel: 1.200 gulden per jaar. Het was een wagen, daar kon de bak af, in de winter stond er een tank bij de Shell, die paste daar precies weer op en kon ik daarmee de flatgebouwen volrijden met stookolie.’

Wat waren je eerste opdrachten?

‘Ik vervoerde met die Scania eerst een jaartje goederen voor de Nabek van en naar de havens van Amsterdam en in de winter kon ik de flatgebouwen vol rijden met stookolie voor oliemaatschappij Shell. Dat is hoe ik ben begonnen in 1972, het was toen ook oliecrisis. Een jaar later gingen veel chauffeurs op Schiphol met pensioen en zodoende moesten de chauffeurs van depot Amsterdam naar Schiphol. Shell ging het transport van motorbrandstoffen uitbesteden en vroeg mij, is het wat voor jou? Dat heeft ertoe geleid dat ik Benzine ben gaan rijden en mij ben gaan specialiseren in tanktransport. De eerste 6 jaar reed ik zelf, toen gingen we in ploegendiensten rijden en nam ik mijn eerste werknemer Gerrit van Schagen aan. Als je het goed deed bij de Shell en er was meer werk, dan zeiden ze, je krijgt er een autootje bij. En degene die het niet goed deden moesten natuurlijk een autootje inleveren. En zo begon ik chauffeurs in dienst te krijgen, want ik kon er dus iedere keer een auto bij kopen, dat waren wel echt hoogtepuntjes.’

Wat creëert onderscheid en succes?

‘Shell was blij met de diensten die ik leverde en heeft mij ook geadviseerd om er iets anders bij te gaan doen. Want, zeiden ze, als er iets gebeurt, ga jij failliet en dat willen we niet. Toen hebben we er een blauwe bijgekocht waar Gerrit op begon en zijn we met die tankcontainers begonnen. Tankcontainers en brandstofdistributie combineren natuurlijk goed omdat het beide gevaarlijke stoffen zijn. Anders ga je werk doen wat iedereen kan, dat moet je niet doen. Dat betaalt altijd minder. Je moet je specialiseren. Met tankcontainers ben je vaak de hele week van huis, er zijn mensen die dat graag willen. Zelf heb ik niet veel met tankcontainers gereden.’

Wat is het verschil in het verkeer 1972 versus nu?

‘In 1972 waren er wel geasfalteerde wegen, maar veel minder hoofdwegen. Je moest dus veel meer binnendoor, maar je wist niet beter. Minder fietsers. Alles was rustiger. Nu zijn de mensen allemaal stapelgek. Ze hebben geen geduld, ze hebben nergens tijd voor, ze zijn agressief en egoïstisch. Ik rijd nog steeds op wagens, haal ze op en breng ze weg. Je ziet het hier al bij de wegversmallingen, hoe vaak ze tegenover elkaar staan. De wagen moet natuurlijk achteruit het erf op, de mensen begrijpen dat niet joh. Dan moet je niet twijfelen, dan moet je hem meteen schuin neerzetten. Ga je twijfelen dan wordt het rommeltje, dat komt bij mij eigenlijk niet voor.’

Hoe zorg je voor veiligheid in het drukke verkeer?

‘Voor kwaliteit moet je goede spullen hebben, anders wordt het niks en natuurlijk moet je die gasten goed opleiden. Het heeft allemaal met veiligheid te maken. Op de auto’s kopen we extra opties die veilig zijn voor zowel de weggebruikers, als voor de chauffeurs. Nu zijn er een hele hoop dingen verplicht geworden, maar wij hadden het twintig jaar geleden al toen het nog niet verplicht was. Bijvoorbeeld als hij ergens dicht oprijdt, dat de wagen vanzelf stopt enzo. Bijscholing en nascholing is nu ook verplicht, dit doen wij ook al ruim twintig jaar. De auto’s moeten altijd goed onderhouden zijn. Bij de Volvo’s weet je altijd precies wanneer er iets stuk gaat, dus voor die tijd moet je daar preventief op inspelen en dan doet hij het weer een hele tijd. Onderweg wil je niet stil staan, dan kost het drie keer zo veel. In goede spullen, onderhoud, veiligheidssystemen, opleiding en training zal ik altijd in blijven investeren. We hebben altijd reserve wagens staan voor als er iets gebeuren moet met de auto, keuringen, technisch onderhoud en dergelijke.’

Wat is het hoogtepunt van de afgelopen 50 jaar?

‘Het absolute hoogtepunt in de afgelopen 50 jaar was in 1992 dat we de boerderij op de Sloterweg konden kopen. Vroeger toen ik verkering had met Adri en we langs de boerderij reden met mijn brommer, zei ik altijd, die boerderij ga ik een keertje kopen. Nou dat was dus 25 jaar later, in 1992 kochten we eindelijk de boerderij. Wel met een huurder erin, maar die was er in 1994 uit. Als vrienden onder elkaar hadden het er natuurlijk al eens eerder over gehad en wanneer Jacob de boerderij even verderop kon kopen, kreeg hij te horen dat deze ook te koop kwam. Dus hebben we meteen dezelfde makelaar er achteraan gestuurd. Niet getwijfeld, gelijk gehandeld. Nadat de huurder er in 1994 uitging hebben we de boel verbouwd en dat was ook wel het moment dat het bedrijf een spurt maakte in groei. Op een gegeven moment kocht ik er gewoon 10 wagens tegelijk bij.’

Hoe is je relatie met de chauffeurs?

‘Alle chauffeurs ken ik persoonlijk. Veel tankcontainer chauffeurs vertrekken op maandagochtend vroeg, rond een uur of vier, dus dan ben ik zeker altijd wel aanwezig om even een bakkie met ze te drinken. Daarnaast ga ik regelmatig naar Pernis, dus daar kom ik ze ook weer tegen en er zijn ook gasten die hier al jaren werken. De nieuwe moet je even leren kennen. Met de toolboxen krijgen we feedback over hoe de chauffeurs hun werk ervaren en de chauffeurs van de blauwe wagen spreek ik hier altijd, sowieso dus op de maandagochtend. Ik ben er altijd bij.’

Heb je nog een droom?

‘Ik ben inmiddels 75 jaar en kan wel zeggen dat ik mijn dromen heb nageleefd en mijn doelen bereikt. Ik heb het huis wat ik wilde hebben en het werk wat ik graag wilde gaan doen. Kan toch niet stuk? En als ik nu 25 jaar zou zijn, zou ik zo weer op een Shell wagen gaan rijden. Dat vond ik altijd leuk. Alles goed geregeld. Wat ik voor het bedrijf nog heel graag zou willen is een groter terrein. Ik wil hier wel blijven wonen, maar we moeten eigenlijk een groter terrein hebben voor de wagens vind ik. Het zou mooi zijn als we nog een keer kunnen verhuizen met het bedrijf naar een industrieterrein met een garage, een wasstraat en alles bij de hand. Dat zou mijn ideaalbeeld zijn als ik nu jong zou zijn, dus dat moet de jongelui maar gaan doen. Tegen die tijd ben ik misschien 90 en dan denk ik, laat die jongens maar gaan, dat loopt wel los. En als ik wil, kan ik daar toch nog steeds heen voor een praatje.’

Over de auteur

admin administrator